Weten jullie welke taal wij spreken in Nederland?
De leraar wil de namen van de cursisten weten. Hij vraagt, hoe zij heten.
Alle cursisten zijn in Nederland, maar zij komen uit het buitenland.
Tijdens het examen moet je lezen, luisteren, schrijven en spreken.
Als je iets niet begrijpt, dan moet je iets vragen.
Tijdens het Inburgeringsexamen moet je veel teksten lezen.
Ik doe de Inburgeringscursus, omdat ik in Nederland wil wonen.
Niet alle cursisten zijn in de klas. We missen nog iemand.
We beginnen om 13.00 uur met de les. Om 16:30 uur zijn we klaar.
De studenten begroeten elkaar aan het begin van de les.
De cursisten bekijken de nieuwe studieboeken.
De leraar komt uit Nederland. De cursisten zijn niet in Nederland geboren.