Ik wil naar Nederland

الدخول
اختر اللغة:

كلمات جديدة

البداية  (1/34)
  • de klas

    De cursisten krijgen les in de klas.

  • de les

    De cursisten leren Nederlands tijdens de les.

  • de cursus

    De cursus duurt zes maanden.

  • de cursist

    De cursist studeert Nederlands.

  • de naam

    Mijn naam is Ekaterina Teresjkova.

  • de roepnaam

    Ik heet Ekaterina. Maar mijn roepnaam is Katia.

  • de voornaam

    Zij heet Ekaterina Teresjkova. Haar voornaam is Ekaterina.

  • de achternaam

    Zij heet Ekaterina Teresjkova. Haar achternaam is Teresjkova.

  • het land

    In welk land bent u geboren?

  • de taal

    Welke taal spreekt u ?

  • de nationaliteit

    Welke nationaliteit heeft u?

  • Nederland

    Ik kom uit China. Ik woon nu in Nederland.

  • Nederlands

    In Nederland spreken de mensen Nederlands.

  • de Nederlander

    De leraar is een Nederlander. Hij is geboren in Nederland.

  • de Nederlandse

    De leraar heeft de Nederlandse nationaliteit.

  • de keer

    Ik ben al vier keer in Nederland geweest.

  • het antwoord

    Tijdens het examen moet je antwoord geven op de vragen.

  • het voorbeeld

    Ik bekijk een voorbeeld van het echte examen op de computer.

  • de vraag

    Ik weet het antwoord op de vraag.

  • aanwezig

    Iedereen is aanwezig. We kunnen beginnen met de les!

  • afwezig

    Ik ben vandaag niet op school. Ik ben afwezig.

  • nog meer

    Welke talen spreek je nog meer?

  • alleen

    Ik spreek alleen Spaans.

  • samen

    De cursisten drinken samen koffie in de pauze.

  • allemaal

    Wij spreken allemaal een beetje Nederlands.

  • iemand

    Vandaag is iemand niet op school.

  • niemand

    Niemand van de cursisten komt uit Japan.

  • iedereen

    Iedereen moet in Nederland examen doen.

  • elkaar

    De cursisten begroeten elkaar.

  • dubbele

    Ik heb een dubbele Nationaliteit. Ik ben Nederlander en Marokkaan.

  • juist

    Een goed antwoord is een juist antwoord.

  • onjuist

    Een fout antwoord is een onjuist antwoord.

  • andere

    In Nederland wonen veel mensen uit andere landen.

  • dezelfde

    In Australië spreken de mensen dezelfde taal als in Engeland.